...
O bitter lot, mijn wraak zal zoet zijn
niet langer meer zal ik drinken - de campari
van uw hart dat galachtige gif van het bestaan
dat, als ’n rood geworden hoofd de bombarie
befluit vanuit de hete ketels van ‘t niet-ontgaan
Gewillig, nee vleugellam! deed ik volgen
de gewisheid van uw naam dat - als een spoor
mij dreef langs wanhoop en jammerdal
ik aanvaarde de smoes en ik verloor en verloor
steeds meer want - in ‘t ongeluk bestaat geen toeval
De handen gebonden aan monden, niet de mijne
vertelden mij: “Jij, jij kunt je straf niet ontlopen
het fatum wijst de weg, jij marionet van de zonde!”
en in deze geestdodendheid liet ik mij als kind al dopen
ongezien het leven welke ik - zo bruut verwondde..
(Vervolg)
F.