Dromend slaap ik van dagen die nooit zullen komen
tranen huil ik, maar voor jou onzichtbaar
vanbinnen gebrokken, doorklieft
bekrast en
donker
slaap ik uren dat ik niet wil zijn
Zuchtend, mijn ogen vallen dicht
ach, wat zou ik
dan ook moeten zien
laat me liggen, ga weg, en
ik sluit mijn ogen, oh,
wat is het stil
dan eindelijk
Slikken bitter
flitsen fel en ik schrik
duizelingen, wankel op mijn benen
ik val
De grond zo hard
ijzig koud en
aardedonker, kust me
pijn dringt tot me door en
bloed is wat ik proef
Rillend van bevriezende kou
zoek ik mijn weg uit de wind
bescherming tegen de slaande regen kan ik niet vinden
maar de herinnering aan jou is warm.