In de stilzwijgendheid van stemmen zonder woorden
zoek ik mijn door donkerte verstikte weg waar
ik mijn betekenissen ben verloren, zoekende naar
benamingen van wat tot nog toe niemand heeft bedoeld.
Weggeslagen als armen van een gekkin voel ik
afstand tussen ons, geen genade toonde je naar me
maar ik noemde enkel je naam, riep door absentie
wilde dat je antwoord gaf na mijn stiltes.
Geen woorden zal ik ademen, ik eer de stilte
dat heb je altijd al geweten, en ik bid ervoor
dat het zo zal zijn, eeuwig in de effenheid
van gebroken wit, getint door ondertonen
klinkend zoals alleen jij de stilte bezingen kon.
Mijn stemming dreef in mineur, zoals
ik jou dat had zien voordoen, enkel
was het dat ik niet in staat ben om
toe te schijnen als welke sereniteit dan ook.
Het was koud en dat wist je
in de nacht dat ik niet sliep
ingefluisterd door stemmen zonder woorden
zonder ook een gezicht.