[ Waarom zijn mensen toch zo onaardig tegen elkaar?
Waarom maken ze elkaars dromen niet waar?
Waarom laten ze iemand hulpeloos sterven?
Enkel maar om hun eigen geluk niet te bederven? ]
Als een veertje, hoog in de lucht
Weggeblazen door de lichtste zucht
Loopt zij buiten door de straten
Bedachtzaam en verlaten
Naar binnen te kijken, de warmte in
Als zij al dat lekkers ruikt krijgt ze nog meer zin
In iets lekkers om te eten
Want thuis wordt zij steeds vergeten
De tijd van vrede komt eraan
Tijd voor de oorlog om te gaan
De mooie, rustige tijd van vrede
In dorpen en in steden
Maar waarom loopt dit meisje daar dan?
Enkel omdat zij niet anders kan
Wat is alles toch oneerlijk verdeeld
De werkelijkheid heb ik mij verbeeld
Waarom loopt er in deze tijd
Een meisje buiten met een jas die slijt
Een meisje dat aan honger lijdt
Is er dan niemand die het spijt?