de zachte huid waar wegen
door liefhebbende handen op worden afgelegd
in de zachte lach
is het niet
diep hieronder
verwrongen, gescheurd, beeurs en hard van alle schilfers
van schilden die steeds braken
in het gebroken glas overal om mij heen
wordt het weerkaatst door zwak licht, van ver weg,
verder dan de oppervlakte
ik strek me uit met een kreun
die verraadt
dat weer geen wonden zijn geheeld vandaag
een wonder mag hier wel komen
naar binnen, de plek die ik niemand durf te laten zien
waar groeien niet bestaat
alleen krimpen, kleiner worden kan ik
waardeloos, niks
waarom besta jij
staat er in mij gekerfd
soms probeer ik het te verzachten met balsem van buiten
maar lang zitten blijft het nooit
verwrongen, een schimmige vlek,
beschadigd ben ik
een wezen dat niet kan groeien, alleen tot
pijn toe brengen in staat is
kom alsjeblieft hier,
wonder
heel mij
of dood mij
want zelfs leven kan ik niet.