VENIJNIG MONDGEFRIEMEL
de mens
ontstoelt zich
en trekt ten strijde
beangstigend in vertrouwen
in zichzelf en de wereld
zonder dralen, zonder twijfel
zonder omkijken, zonder zonde
zonder weten waarom
een krijger was hij echter nooit
zijn oorlog is in vrede vergaan
de mens
hij lalt maar wat
over koetjes en kalveren
over het sterven van het kind
van zijn grote gedachten
een laatste druppel
de seconde te veel
eist zijn tol
onmiddellijke betaling
boeten zal hij
het is verboden te lachen
als er geen tranen bij zijn
grijnzen kan nog net
venijning mondgefriemel
wie begrijpt, liegt
wie liegt, is onwaar