...
Ik werk aan een droom, zoek het stof
waaruit zij, en wij geweven zijn
een droom niet gedragen door beddengoed
en niet neergelegen op hoogborstige kussens
Nee de nacht is geen slagboom, en ons slapen
geen corridor voor vreemde visioenen
mijn droom heeft grens noch beding
maar is als een ademing op klaarlichte dag
Een opening! een inwijding in aards' gordijn
dat eens als bril ons ogen deed wapenen
maar nu, ontwapenend, haar ware gezicht laat zien
als de ondergang van een theaterdoek
Niet 't einde van de wereld maar, als het begin
van mijn droom waar wetten slechts verhalen
en waar ons ogen het schouwspel zien
van wat eens het hoofd deed vullen in de nacht
O hoe onbereikbaar schijnt ons, ons dromen toe
hoe ondenkbaar, o hoe ver van hand en hart
ligt toch haar aard - en o, haar zwoel lichaam
rust nu als schim op 't kussen ons gedacht
Maar we kunnen haar beminnen, de grens tussen echt
en niet echt, echt overwinnen, geen verdichtsel geen
verzinnen meer, we kunnen werkelijk alles wat wij willen
als met mij, ook mijn droom - begint te werken
F.