Vroeger was het jij en ik, wij samen,
maar dat kwam tot een eind en het regende tegen de ramen.
In het begin waren we vrienden, maar dat veranderde snel.
Je zei dat je van me hield en toen ring er een bel.
We hadden altijd de grootste lol en de maanden vlogen voorbij,
Maar jij nam met een ander, ik wist het, je had gelogen tegen mij.
Toen zat ik daar met m'n gebroken hart, helemaal alleen,
Niemand die om me gaf, niemand om me heen.
Later kwam je naar me toe en schreeuwde je over de daken;
"Het is uit tussen ons!" en van blijdschap kon ik wel braken.
Met je foto in m'n hoofd geprint dacht ik steeds aan je,
Was het waar? Hield je van me?
Die vraag werd duidelijk beantwoord, die ene avond, toen jij me vroeg,
Hield je wel echt van me? Of lag het aan wat ik droeg?
Alweer wat maanden later en we groeiden uit elkaar,
Gebeurde het echt? Was het waar?
Weer ging het uit, want tja dit is het beste, zo moet het zijn,
Maar alweer voelde ik dat gevoel dat me achtervolgde; pijn.
We werden vrienden, tenminste dat was het plan,
Maar we zeiden niks en wat moet je dan?
Alweer verandere alles door wat je zei,
De pijn kwam terug en het lag niet aan mij.
Je woorden spookten in m'n hoofd; je hield niet van me, nooit gedaan,
Waarom al die pijn? Werd het een gewoonte of een niet-betaalde baan?
Al die tijd zag je me als een grote grap, je had de hele tijd gelogen,
Met pijn diep in m'n hart liep ik weg, het was waar, je had me bedrogen.
Nu roddel je tegen iedereen over me, bel je me non-stop om me te irriteren en raak ik iedereen kwijt,
Je wilt me dood, maar ooit op een dag krijg je hopelijk spijt...