‘Oké, er is dus een scene!’
‘Ja!’
‘De enige die ik tot nu toe heb! Er ligt een man, een oude man, op de trauma afdeling in een ziekenhuis! En niet alleen zijn lichaam, maar ook zijn geestesgesteldheid ligt aan gruzelementen! Volkomen en alleen door zijn eigen slechte keuzes in combinatie met herhaaldelijke zelfdeprivatie door ’t slijk gehaald. Jarenlang, nachtenlang drankmisbruik, koppig en angstig voor zijn omgeving, de liefde van zijn familie en vooral zijn vrouw nooit beantwoord. Zijn hele wezen, zijn hele leven gewijd aan zijn obsessie om zijn intrinsieke motivaties in de doofpot te stoppen.
Dus hij ligt daar languit, machteloos en diep in zijn eigen gitzwarte gedachten. Drachtig wachtend op de snelle lichtvoetige stappen van de tweede dokter, die in de galmende gang spoedig om de hoek zou zwaaien. Hij ziet al voor zich hoe de medicus voorover buigt, zijn ogen dichtgeknepen. Nogmaals de uitslag van de testen van zijn ineengeschrompelde lever doornemend. Een veelgeprezen geneesheer, in de rol van een witgejaste Magere Hein. Hij zou ’t brengen met een minzame glimlach ook nog!’
‘En dit is dan het begin van het verhaal, of ’t eind?’
‘Ik heb geen flauw idee, ik heb alleen dit nog! Dat is de waarheid! Maar ’t enige wat ik nu weet is dat zijn vrouw bij hem moet zijn, opgedost en wel! Alsof het mogelijk de laatste keer kan zijn dat ze hem kan aanschouwen. En het enige wat zij wil is erkenning! Het ultieme liefdesgevoel, de zorgzaamheid die ze nooit echt heeft kunnen ontvangen van haar man. Die gevoelens, die ze nooit heeft gekend, maar ergens zeker weet dat ze die een plekje zou kunnen geven om voor eeuwig te koesteren.
Ze zit niet. Ze staat naast zijn ziekenhuisbed want ze luistert aandachtig naar de eerste dokter, de hoofddokter zeg maar. En de dokter zoekt oogcontact met de zieke man, legt alle scenario’s aan hem uit. Hij maakt de man bezorgd door hem tegelijk gerust te stellen! Vertelt hem alle zondes die hij niet meer kan begaan mocht hij hier levend uitkomen. De vrouw kan alleen maar denken: “Eindelijk! Eindelijk vertelt iemand hem wat hij moet doen, en wat hij niet meer kan maken!” Ze hangt aan de lippen van de dokter, omdat die verwoorden wat zij nooit heeft kunnen bolwerken.
De vrouw zelf, perst haar eigen lippen, omdat het lijkt dat haar man in openbaring en verbazing ook alle wijze lessen daadwerkelijk in zich opneemt. Maar werkelijk, en hier komt dan de symbolische miscommunicatie die als leidraad door het verhaal moet lopen, kijkt hij dwars door ’t figuur van de dokter heen. Hij acteert niet, doet niet alsof. Want in feite vertelt de dokter hem niets nieuws. De helderheid van geest onderkent dat hij één grote hapklare brok is voor een psycholoog. Deze dokter kon toch niks meer voor hem betekenen. Er bestaan namelijk geen medicijnen voor eigenzinnigheid.
Hij staart juist naar ’t ziekenhuisbed van de enige andere oude man in deze kleurrijke ruimte. De misselijkmakende pijn in zijn buik vergeet hij voor een moment, en er ontwaakt voor even ware empathie wat hem zijn hele leven vreemd was. Een gewaarwording vecht zich een weg in zijn hart van dat andere lijden, hoe die andere gerimpelde man wegkwijnt onder de druk van de kwalen die de arme man ‘arm’ is. De lage tonen van de woorden van de dokter verdwijnen bij hem in het onderbewuste. Ze gaan als vanzelf op in de geluiden van de machines om hem heen, die hem in leven houden!
Hij draait zijn oude nek dan naar links, waar ’t vrijgevige raam de felle zonnestralen maar al te graag doorlaat. Vervolgens kijkt hij rechts naar zijn vrouw, en hij maakt op dat ze nog steeds de woorden van de dokter indringend in zich laat doorwerken. Hij probeert dan een keuze te maken uit de opties die hij zich visualiseert, alsof hij er maar twee heeft. Of hij doet een verwoede poging uit ’t raam te springen, of hij wenkt zijn vrouw dat hij haar een flinke knuffel wil geven. Een knuffel die veel meer waarde zou behelzen dan elke spaarzame schijnheilige omhelzing die hij tot op dat moment bij machte was haar te kunnen geven!’
‘Dit is wat je tot nu toe hebt?’
‘Ja, en ik loop enorm vast op dit stuk!’
‘Hoezo dat dan?
‘Omdat ik denk, dat die oude koppige zieke man, dat ik dat zelf ben over 50 jaar!’
‘Hmm...’