Bij het eerste ochtendlicht denk ik aan jou.
Ik kijk door het raam en zie de sneeuw en de kou.
Herinneringen bedwelmen me helemaal.
Ik kan niet tegen het snelle einde van je verhaal.
Wanneer de zon hoog in de hemel op me neerkijkt
en ze me met haar zachte stralen bereikt,
lijkt het alsof ik jou ogen zie schijnen in de lucht,
maar de dag gaat verder met een diepe zucht.
Onze lichtbron gaat slapen en ik blijf alleen.
Eenzaamheid als nooit tevoren, waar is de warmte heen?
De muren kijken me verwonderd aan,
ik staar voor me uit, over mijn wang rolt een traan.
De sterren lachen me vierkant uit,
want ik kan niet meer verder, ik geraak niet vooruit.
Stekende pijn en ik voel me kwetsbaar en klein,
't is moeilijk te aanvaarden dat je nooit meer bij mij zult zijn.