De voorbereidingen zijn getroffen.
Meneer loopt naar buiten.
Hij voelt de ogen van de onbekende,
die steken in zijn rug.
Op de fiets kijkt hij schichtig om zich heen.
Het is droog, de vogeltjes fluiten.
Hij stopt en gaat zitten.
Meneer kan niet meer terug.
De rust heeft hem verraden.
En ook de wind is anders.
Hij verlangt geen begrip meer.
Er hangt regen in de lucht.