De eenzaamheid die ik ervaar.
Ik wacht op de nacht dat ik opgehaald word.
De duivels azen op mijn ziel, ik voel me dood.
Ik zit midden in een storm.
Me gevoelens zijn gemixt met het negatieve.
De dagen gaan voorbij, ik merk niks meer.
Me lichaam voelt niets, helemaal verdooft.
Schreeuwen van de woede, krijg er hoofdpijn van.
Alles moet eruit, het monster, de stemmen.
Ik heb problemen, maar ik heb geen redder nodig.
Ik moet dit zelf doen, maar ik ben niet tevreden.
Heb eigenlijk alles al opgeven, ben nu iemand anders.
De zoektocht naar mezelf heb ik gestaakt.
Leugens, de pijn, ik praat voor de haat in mij.
Ik weet al een tijd dat ik niet geboren ben om te leven.
Meer dan 5 jaar kan ik mezelf niet geven.
De dupe van me eigen gedachtes, ik doe me best.
Moet de gevoelens van de gedachtes kunnen scheiden.
Dit is mijn leven, het leven waar ik in moet lijden.
Het cirkeltje nu al zo vaak gelopen.
Ik moet het een keer slopen.
Er is geen uitweg in deze donkere storm.
Het trekt me vanbinnen, ik wil slapen en normaal ademen.
Heb het benauwd, durf me mond niet meer open te trekken.
De lach op mijn gezicht is verdwenen.
Kan niemand meer vertrouwen, heb mezelf afgesloten.
Ben verstijft van de angst van de toekomst die mij niks meer kan geven.
Ik ril,en heb het koud als ik denk aan het einde waar ik naar toeloop.
Zit te denken en maak het touw alvast in een knoop.
Die dag, het komt dichterbij, voel het aan alles in me lichaam.
Alles is kwaadaardig, vol met woede, haat giert door mijn bloed.
Het lijkt wel of het allemaal zo moet.
Ben het zat om mezelf steeds te martelen.
De stem in mij, kwelt, en pijnigt mij.
Het is mijn vloek, van het verleden, en voor het heden.
Ik heb mijn wapen, om dit tegen te gaan.
De pen in mijn hand, vecht hard tegen de shit in mijn hoofd.
Dit in mijn hoofd heeft me veranderd, me geweten is verkrimpt.
Alles om me heen is donker, er is geen fel licht meer.
Mijn vuisten constant gebald, ogen recht vooruit, hoofd omhoog.
Ik leef niet in zelfmedelijden, krijg er de kans niet voor.
Denk aan niemand anders meer, het doet me niks wat jij van me vind.
Moet weten dat ik zelf alles ben, de tijd van zieligheid is voorbij.
De woede, haat, boosheid, het kwaad, het maakt me elke dag sterker.
Het laat me weten dat het een keer afgelopen moet zijn.
De pijn en verdriet, de tranen die stoppen.
Ben bang voor wie ik nu ben, er is niets meer van mij over.
De weg is niet meer terug te vinden.
Moet mijn vleugels uitspreiden voor degene die ik nu ben.
Maar ze zijn nog beschadigt.