Vinger in de dijk
van een zee.
Kattend op
het meerschuim van het haf.
Wenkbrauwen fronsend
afdruipen naar
een binnenwaterend land
zonder ongerijmde kusten.
Lonkend naar woorden
van identiek karakter,
overigens geschreven
met allengs verwaterde inkt.
Maar ach,
het blijft stil
rondom de borrelpraat
naar het zilte zoet.
Omdat ik niet wil,
maar vroeg of laat
toch drinken moet.