Was het maar nooit gebeurt,
Ik heb me sterk gehouden.
Maar deze gebeurtenissen hebben mij verscheurt.
Ik voelde hun handen over mijn lichaam strelen,
Vechtend met al mijn kracht.
Het enigste wat mij nog kon helpen was schreeuwen.
Ik voelde mij machteloos,
Huilend en smekend.
Maar het was niet ‘ik’ die hiervoor koos.
Ze drukte me tegen de wand,
Ik kon wel schreeuwen maar niemand zou me horen.
Ze maakte mij helemaal van kant.
Ik sloot mijn ogen,
Droomde over een andere wereld.
Een wereld waar ze mij wel zouden mogen.
Alles deed pijn,
Ze sloegen me in elkaar.
Omdat ik stil moest zijn.
Ik voelde hun handen van mijn lichaam afgaan,
Opende langzaam mijn ogen,
Het was weer voorbij gegaan.
Fietsend richting mijn veilige thuis,
Ik voelde me vies.
Dus wilde snel naar huis.
Snel naar de douche gerent,
Maar ik bleef me vies voelen.
Ik raakte er niet aan gewent.
Daar stond ik met waterige ogen,
Want ik mocht niet huilen.
Dat moest ik mezelf beloven.
Met make-up werkte ik de blauw plekken weg,
Het was een gewoonte geworden.
Het heeft geen zin meer als ik er tegen vecht.
Ik kon er met niemand over praten,
Want ik schaamde me.
Als ze dit wisten zouden ze me haten.
Het is zolang door gegaan,
Jaren lang.
Ik moest er voor mezelf staan.
Als ik terug denk aan toen,
Glijdt er een traan over mijn wang.
Er was geen fatsoen.
Ik blijf me vies voelen als ik eraan denk,
Dat hun mijn lichaam zovaak hebben betast.
Is iets wat nog steeds niet went.
Was het maar gebleven bij in elkaar slaan,
Hadden ze maar niet aan mijn lichaam gezeten.
Hadden ze me maar niet zoveel onherstelbare pijn gedaan.
Ik zal ze nooit vergeven,
Want ik kan hun bedanken.
Van het verpesten van mijn leven…