Als vogels vrij kunnen vliegen
dat was haar droom.
De man vinden die mee haar vleugels
kon doen spreiden en van haar zang kon genieten,
zonder zijn zang op te leggen.
Ze wou die man dat in harmonie meezong.
Zijn vleugels om haar kon leggen als ze die nodig had.
Haar begerend aankeek omwille
wat er in haar zit,en niet alleen naar haar keek omwille haar uiterlijke schoonheid.
Haar stilte begreep.
Haar uit haar schuilplaats uithaalde
en haar uitdaagde, er is meer.
Zoals zij hem graag uitdaagt en hem verteld:
er is meer!
Hij is het die haar echte licht zag.
En nu met volle teugen haar ziet glimlachen,
haar lippen ziet krullen als ze blozend haar oogopslag neerslaat wanneer hij haar aanstaart.
Met al de liefde die ze bezit
durft ze haar vleugels te spreiden en tegen hem te zeggen:
als klein jongen droomde je dat je kon vliegen en dat een elfje je hand vastnam .
Als jong man wou je dat die elfje bestond en je visueel kon
doen vliegen.
Nu de charmante man die je geworden bent, beseffend dat je dromen plaats vinden,en dat deze vlinderelfje met fonkelende ogen en schalkse blik jou vurig bemind.