(niets meer verder)
Het rode staat me tegen
vanuit groen zit ik blank
het even staat me tegen
van kratjes leeg, alsmede de bank
Het rubber soepel noch zwart
vormloos de nerven, versprongen van blad
maar vogels toch zwevende, sierende de dag
verstroeft zit ik rust, chaotisch iets verdacht
Met een stoel als krat de plek
klinkt het woord vooral
zittend hoe verstijft, zo opvalt
woorden zo klemmend, erdoor gezet
Voorbijgaand van aard
van bovenaf vrij
naar de bodem als reis
Stilstaan, het eeuwige volmaakt'