Haar hart zat in de diepste duisternis van Afghanistan,
gekluisterd met ketens van droefheid en pijn.
Voor haar, een tafel vol proppen verfomfaaid papier.
Brieven van bedrieglijke hoop en oorlogsleugens.
Achter haar, een verleden zonder toekomst.
In haar hoofd roffelden de trommels van executie.
Ze verzette zich niet langer tegen het onvermijdelijke.
Ze wende zich af, sloot haar ogen, en voelde het
snerpen van het scheermes in haar pols.
Een paradox van warmte, dood en stromend bloed.
Een weldadige gloed van helder licht ontdooide haar bevroren ziel.
Ze glimlachte gelukkig en zei: “ Ik kom mijn zoon, ik kom”.
Rovago