Al laat ik bergen rotsen beklimmen,
al dwing ik vlinders te spreken,
steeds ontvlucht je me,
als een lam bij het zien van een leeuwenjong,
wiens muil langzaam bloed kwijlt,
en het vocht je leven vloeibaar maakt.
Of soms blijf je gewoon staan,
verstard, zoals ik lucht ben,
die zelf te weinig zuurstof bevat
om jouw longen te vullen,
en in een oogwenk draai je je om.
Ik ben een diepe gracht,
die je zelf gegraven hebt,
en die ik moet trachten te vullen,
met de aarde die ik niet bezit.
Word dan toch vloeibaar en smelt met me weg,
adem die zuurstof en waan je dood,
zodat we ons hemels voelen,
benader die diepe gracht en val voor mij.
Meisje,
zie je me dan niet,
hier.
Ik besta!!
zucht