De straat is blind, heeft blinde muren.
Een enkel raam, zo hier en daar, lijkt
Zich bewust van het gevaar, dat er met
Alle blindheid nog iets valt te gluren
Voor het onbeminde kind dat er achter nog iets
Van zijn gading vindt.
De straat kent enkel passanten, blind voor
Elkaar en de wereld om hen heen. Een
Verborgen glimlach troont zich achter hun
Gezichten, dat slechts de zonnebril kent
zonder iets van henzelf toe te lichten. Voor het
Onbeminde kind onmogelijk te weten wie het
Nog vertrouwen kan; bij wie het antwoord
Voor zijn nieuwsgierigheid vindt.
De straat blindeert het onbeminde kind,
Dat nog nieuwsgierig van zijn omgeving houdt.
Verdort zijn ziel, omdat zij dood loopt; achter
Haar zonnebril wordt niemand vertrouwd.