Golven als kastelen zo groot
geselen het dek van mijn schuit;
Help mij dan toch, ik wil nog niet dood,
hoe kom ik hier in hemelsnaam weer uit!
Het inktzwarte, duivelse firmament
spreekt een vloek uit met storm en regen;
Oh mijn liefste, waar jij ook bent,
komen wij elkaar ooit weer tegen?
Een harde slag, de mast breekt af,
Mijn einde lijkt nabij;
Ach, was jij maar hier, dit is mijn straf,
Nog even, dan ben jij vrij.
Ik zie in de verte een helder licht,
De storm neemt af, het is voorbij.
Mijn vertrouwde haven komt in zicht,
Straks ben je weer bij mij!