bij tegenwind ledigen woorden
zich in hardvochtige lucht
de gangen van het oneindige
blijken door tomeloze tijd versperd
tussen doornen van meedogenloos
heelt de mildheid van een moment
misschien verbeeld ik me dit alles,
ik zoek scorend vermogen, godin
ja jij, ook al lijkt je huid vermomd,
genoeg is, mijn hart op je mond