ik leg het hoofd te rusten tegen lome golven
dan komen dagdromen vanzelf boven
op schervenkusten, op zeehoogte, langs de
koorde van vervreemdbaar licht
wanneer verdwijnt mijn schip achter het
gordijn, het kraaiennest nog fier in zicht
deze maten zijn zo onmeetbaar
alleen zij kunnen tijd of genade doven
tijdens de zondvloed blijft niets eender
alleen het hoofd boven water
ik moet er nog aan wennen
iets van vroeger of later