ik begaf mij in diepere krochten
buiten het zicht, ver van gewoel
als wachtkamer van dolenden
tussen val en wedervlucht
een verblijfplaats, doorwaadbaar
van tijdelijke aard -
muren vol binnenmonden
voor het onbekende beducht
een begeerte te ontsnappen
werd mij deelachtig
zodat ik naar doorgaande wegen
vroeg
om kort elkanders pad te kruisen
ons eeuwige onmachtig