De zon heeft lang geschenen.
Ze heeft gevormd, laag na laag veranderd,
verankerd, als het scheppen van een onvermijdelijke uiting,
van een beeldend tijdsgevoel.
Dwars door het maagdelijke landschap,
de teneur van al waar het elan van de jeugd voor staat,
heeft ze steeds meer kleur gegeven,
geweven aan een toekomst die zo liefdevol,
door alle wegen van mezelf gaat.
De wind, de regen,
de verweerdheid die nu eenmaal,
met de storm van gevoelens samensmelt.
Het gaf expressie,
tot waar we, in al dat tijdsgeweld,
nu met enkelen, nog samen staan.
Ik heb je lief.
Zoals je bent.
Zoals je geest, nog ongerept,
ligt verzonken in de glooiing,
van je nieuw verworven aangezicht.
Mijn lief,
mijn allergrootste schat,
volg met mij dat licht,
en laten we,
het laatste stukje grond,
nog in die diep gevoelde warmte,
samen gaan..