De ongebroken lach
Het blijven graven naar
De bron van vreugde
Eenzaam in het wijde veld
Als een man met een metaaldetector
Zo nu en dan vooroverbuigend
Om te pakken en het schoon te wrijven
Om te bestuderen, omhoog gehouden
In de lucht
Met geknepen ogen
Is dit het dan misschien?
En verdwijnt dan ik een tas
Naast stukjes andere bronnen
Van misschien wel vreugde
Of geluk wellicht
Zoekend trekt voorbij
Hoge meeuwen over het hoofd
Uithuizig gaande kinderen
Seizoenen keurig op een rij
Hoe winter eerst weer winter wordt
Met hier en daar een lentedag
Met opgeborgen detectoren
Wat is het verschil
Tussen dapper en halsstarrigheid
Een toegeworpen reddingsboei
Om de golven van het leven
Naar adem snakkend soms
Ternauwernood te overleven
Halsstarrigheid als houvast
En het echte gaat onopgemerkt
Voorbij en voorbij
Of is dat nu juist
Het zijn zoals het is...?