Na de uren van drank en vertier
stapt hij uit zijn vermoeide schoenen.
De mantel van eenzaamheid,
overvalt hem als een dief in de nacht.
Nog even een praatje maken
met de beeltenissen aan de muur,
van de vervlogen memories,
uit de verleden tijd.
Hij vertelt hen zijn diepste geheimen.
Als een kind dat smacht naar zijn moeder.
Met nog een laatste druppel in zijn glas,
valt hij als een vod op zijn rustbed.
Om afgemat en energieloos,
de reis naar zijn droomwereld,
aan te vangen en de angstdromen
te onderscheppen en ze weer te beleven.
Wanneer hij ‘s morgens wakker wordt
zoekt hij met bevende handen,
het glas met de druppel
om weer kracht te zoeken voor een nieuw etmaal.
Het leven is een ritueel geworden
van drinken, werken en drinken.
Om dan als een eenzame individu,
te sterven in zijn verdronken hart.