Dikke jassen en handschoenen aan,
op koopavond samen met jou op cadeautjesjacht gaan.
Vrolijke lichtjes in de straat,
een race tegen de klok, het is al laat.
Ineens in een etalage zie ik hem staan,
die kleine dikke kerstbeer, kijkt me aan.
Ik moet hem kopen, dat heb ik al gezien,
maar jij loopt al door, jaloers misschien?
Weer thuis pakken we alle cadeaus in,
alles onder de boom, ik heb nu al zin.
Maar een pakje met mijn naam ken ik nog niet,
ik kijk vragend naar jou, maar je doet alsof je het niet ziet.
Alleen als ik nu al je cadeau uitpakken mocht,
zou ik weten dat je zonder iets te zeggen mijn kerstbeer had gekocht.