Het levensrad :
Het leven is zoals de natuur ,
in de lente botten de bomen .
Daarvan raakt niemand overstuur,
men ziet de zomer komen .
De herfst is troosteloos en nat .
De bladeren vallen van de bomen .
Dat maakt dan onze wegen glad ,
daar moet onheil van komen .
Dan gaan we maar de winter in .
Met sombere gedachten .
Maar dan komt weer een nieuw begin
ik kan niet langer wachten .
En zo is ’t ook met ons gesteld .
We keren allen weer naar de bron .
Om ons weer saam te voegen .
We zijn dan waar het eens begon .
Waar we kosmische sluiérs droegen .
Daarginds daar komt de lente weer .
Zij worden terug herboren .
Helaas herken ik dat gelaat niet meer
Ik kan ze niet bekoren .
Het wiel der schepping draait immer voort ,
we zullen steeds weerkomen .
En niemand die de klok verstoord ,
we zullen blijven dromen .
Pramodah .