Zaterdagavond. Als ingeblikte sardientjes in een stadsbus met uitgedoste kerels en opgedirkte troela's, uitbundige jongelingen en jolige ouderen onderweg naar het centrum. We zingen: vol, lalalalalaaaa, vol is vol, lalalalalaaaaa.
De chauffeur rijdt haltes met hoopvolle wachtenden voorbij, maar stopt als iemand op een knopje drukt. De teleurgestelde blikken samen met de steeds langzamer zwaaiende hand spreekt boekdelen. Zelfs de fluorescerende kleuren van hun kostuums worden drie tinten fletser als het concept indaalt van een niet-stoppende bus. En als de bus dan eens stopt, omdat er iemand uit moet stappen, zijn er toch altijd een paar idioten die toch nog proberen in te stappen. Sommige troela’s zitten bijna met hun getoupeerde haar tussen de deur.
Iemand achterin vraagt om een panty, een oudere meneer voorin roept dat ie wel een ladder heeft. De bus lacht.
Een schooltje bakvissen is in druk overleg. Ze vragen mij waar ze het beste uit kunnen stappen. “Dat hangt af van waar je naar toe gaat”, zeg ik. Dat zoeken ze even op met hun telefoon(!). “Stoffel”, zegt er een, maar hebben geen idee waar dat is. Ik geef instructies, ben er niet van overtuigd dat ze worden opgepikt, maar ach, zolang die telefoon niet leeg is vinden ze het wel.
De sfeer in de bus is vrolijk gespannen, we naderen de bestemming. De meeste reizigers kennen elkaar niet, ik ken sommigen. Een paar goed, een paar redelijk en een paar alleen van gezicht. Een aantal van ons hebben dezelfde bestemming, dezelfde kroeg als eindpunt. Een veroordeling tot een avond met elkaar; we maken er het beste van.
Carnaval 2014. En het feest moet nog beginnen.
03-03-2014