Het leven zinkt gemoedzinnig weg
Zij is de vloot van hoop en dromen
Haar nasleep roert intenties en verlangens
Enkel volgt zij de golven van de tijd
Jachtend en onvoorspelbaar, de tijd kabbelt voort
In haar nasleep verdrinkt ze de jeugd
Duikt naar diepe dalen buiten het bereik van licht
Gevangen in een bedwelmende put
Gedachten drijven rond, een draaikolk van woorden
Steeds dieper, en met tegenzin, verdwijnen ze van het oppervlak
Het schild is gebroken, een stortvloed van verdriet
Een beroering in de diepte van ongekende kracht