46.
Wingerd
Zichzelf beperkt
is hij vrij
van doen en laten.
Plezier met
al zijn maten,
de vrouw van
zijn dromen
en wingerd
aan zijn huis,
als hij dat
wil.
Zichzelf beperkt,
heeft hij de
vrijheid genomen.
De ander geen
beperking opgelegd,
is hij vrij
gebleven.
Hij heeft zich
neergelegd
bij de zondagse
regen.
47.
Doodgegaan
Onmogelijk.
Hij is doodgegaan.
Hij wílt niet
meer. Hij wilt
het onmogelijke
niet meer.
Hij wil alleen
nog wat
mogelijk is.
Maar, de mens,
de ik-god
wil meer. Hij
maakt mogelijk
wat onmogelijk
is, doordat
zijn verstand
beperkt is.
Hij kan het
onmogelijke niet
zien. Hij kan
maar kijken tot
de onmiddellijke
oplossing.
48.
Rechten
Wat later gebeurt
is niet aan
hem besteed.
Hij heeft zich
bekleed met
rechten.
Het recht van
het ik dat
doet wat het
wil.
Hij meent dan
vrij te zijn.
Maar ach, hij
is dan de
gevangene van
zichzelf.
Indruisend
tegen alles
wat niet van
hem is.
Indruisend,
tegen elke wet
waarvan hij
denkt dat ze
niet voor
hem is.
De wet van
het leven.
De wet van
het leven, die
eeuwig dezelfde
is. Eeuwig,
want het is
het leven.
Het
leven heeft
niets vandoen
met de dood.