Ik vang je blik in je spiegelbeeld,
maar weet niet hoeveel je ziet.
Ons bestaan dat elkaar even raakt,
als een venndiagram waarin wij
wiskundige verschillen zijn die
in de tijd samenkomen.
We spelen een dobbelspel,
het hoogste aantal ogen
is net genoeg voor een verdwijntruc.
Als de trein dan stopt
trekt onze verzameling uit elkaar,
als cellen die zich splitsen.
Ik zie je nog net knikken als ik
je blik opnieuw vang door het raam,
en je uit mijn gezichtsveld flitst.