Proza…c met zicht op zee…
Vanachter het glas zag ik mijn eindbestemming,
ik keek ernaar en schreef dan verder in mijn schriftje
met traangevoelige woorden.
De zee beukte tegen de ruiten en angstvallig schreef ik wat fragiele proza bijeen in de voorbode van wat wel eens mijn nieuwe gedichtenbundel zou kunnen zijn.
Mijn nieuwe bundel die de welluidende titel
“Ik daal dertien trappen af en bevind me nog maar halverwege”
zou dragen als ik hem ooit zou schrijven!
Mijn hond jankte en ergens sloegen de klokken op hol in een kerktoren.
Vreemd dacht ik bij mijn eigen, want luiden klokken nooit een nieuw begin in?
Buiten verging de wereld en in de winkelstraten sloten de meeste winkeliers hun zaak, wat niet zo verwonderlijk was, want er liep geen kat over straat.
Ook Luna hield het voor bekeken terwijl de regen met bakken uit de hemel haar viskraam teisterde.
De laatste reiziger trok zijn impermeabel tot diep over zijn oren en ging dan weg, weg de donkere tijden in.
Ik floot de woeste wind uit mijn gedachten en zoog de inspiratie uit mijn stylo, of was het andersom? Bah, waanzin paranoia en zwijnerij waren al een tijdje geleden, tijd voor nieuwe dingen dus, maar wat?
Het kind had al een naam maar ik kende duidelijk het geslacht nog niet!
Ik legde mijn leeggezogen schrijfgerief neer en deed mijn kleren aan,
kamde mijn haar en spoog tegen het spiegelbeeld.
Geen ontsnappen aan deze keer.
Ik werd gedwongen naar buiten, naar het water dat wild mijn naam bijeen schreeuwde.
Maar hoeveel stormen wilde ik nog trotseren om tot de jaren van verstand te komen?
Wat betekenden al die uitspattingen, die bange blikken in de ogen van de mensen in de straat?
Hoeveel keren ging ik mezelf nog onteren tot ik besefte dat het ware meisje al jaren aan mijn zijde stond? Duizend vragen zonder antwoorden.
Mijn hond kroop dieper in zijn mand toen ik zijn naam riep. Weggestoken blafte hij wat nerveus naar de regenvlagen die mijn ramen geselden en vaag klonk het als
“gek, ga zelf wandelen in dit (o ironie) hondenweer” maar dit kon ook een nevenverschijnsel zijn van de medicijnen die ik slikte tegen de angst om dood te gaan.
Ik trok mijn zuidwester strak over het gekamde haar en schoof voetje voor voetje naar de boze vijandige buitenwereld. Alleen, ik was opnieuw heel alleen, terwijl de rest van de stad zich warmde aan herinneringen die gisteren nog realiteit waren.
Nergens was er nog een droog plekje en van pure ellende begon ik mezelf te feliciteren. Vrolijke Pasen, gelukkige verjaardag, zalig Kerstfeest, een welgemeende kust mijn kloten!!!
Wat bezielde me toch die dag? Was dit het leven van een tegeltjes dichter annex pseudo schrijver? Een gesneuvelde soldaat? Een doodgeboren kind met heimwee naar de moederschoot?
Gek van weemoed en verlangen keerde ik als een geslagen (wat is dat toch altijd) hond terug naar huis en haard, terug naar mijn klein lief vrouwtje, mijn trouwe viervoeter en mijn inspiratieloze stylo die zoals altijd trouw op mij lagen te wachten,
zij in mijn bed, hij in zijn mand en die andere op mijn bureau met zicht op zee…
esteban 28 April 2012