ze deelden jeugd
en vreugd
in zacht bedekte wensen
zagen toekomst
in het perspectief
van de veelheid in tendensen
het leven moest
toch simpel zijn
een blik
een lach
wat liefde om
de regen warm te douwen
het liet hun onschuld
met hun wil
in goedgelovigheid
pril trouwen
maar met het strijken
in het wijken
van elkaars genegenheden
werd de regen als een wolk
van noodgedwongheid beleden
ze deelden meer
in zoveel minder
tot het praten in gemis
ze konden toen
nog niet bedenken
dat zoveel stilte
ook een vorm van zeggen is