Uit de manke jager75
Niets verborgen
De goden die
onbelichaamd aanwezig
waren kenden het, maar
gebruikten het niet.
De zonnen, de zoon-
dochters, van de schepper
wisten het, zij brachten enkel
hun licht om te ontvangen.
Maar Lucifer, die
zijn naam kreeg als
grootste licht, de lichtbrenger,
had z'n licht verspeeld.
Doch, het bewustzijn
van de goden bleef, hij
had deel uitgemaakt van het
volle licht. Hij kende!
En wat bewust is
geweest wordt nooit meer
vergeten, zeker niet de inherente
kracht eraan verbonden.
Hij wachtte met
een fanatisch geduld tot
de er zich een gebeurtenis
had ontwikkeld.
De mogelijkheden
moesten er zijn om
weerom z'n licht te laten
schijnen in het heelal.
Er zouden wezens
komen die het licht
konden herkennen, in
al zijn pracht.
Het licht, het
lichaam van de schepper.
Het immense licht waar hij
een deel van was.
Niets was niet be-
schenen, alles was licht,
er was geen duisterheid. Er
was niets om te verbergen.
Niets was verborgen, de vredigheid was
volledig.