Weerspiegeling.
Het watervlak
glimt als een spiegel
een schip, doorbreekt in dubbel beeld.
Weerspiegeling in
al haar vezels
een indruk die mij nooit verveeld.
’t Weerkaatst
de bomen
het randgebeuren, de ondergaande zon
kleurt zo het blauw
in ’t donker rode
als kwam het uit een and’re bron.
Zo Heer, U vraagt
het ons bij wijle
poog ik weerspiegeling te zijn
van Uwe liefde
warmte en vrede
een pogen in het teerste klein.
Uw beeld’nis lag
U in mijn schepping
’t lijkt er niet op in ’t heftig moment
doch in de stilte
die soms invalt
is er toch iets daarvan present.
Als diamant met
veel segmenten
spiegel ik duisternis en zon
totaal afhankelijk
van U daar zijn
put ik zo uit Uw levensbron.
Th.