op ochtenden
die in niets verschillen
begeef ik mij statutair
op gebaande wegen
dan kruis ik paden met
mijn dagelijkse passant
driftige tred, versmolten
met steen en been
zij heeft zich de
klinkers aangemeten
haar fiets moet de
weg kunnen vinden
als een blinde holenvis
in het duister
ken ik haar, zij mij?
meermin van tegenwinden
op deze ochtenden
zonder verdere luister