Ik zoek de hemel af, opzoek naar iets onbekends.
Dan zie ik dingen, die ik alleen maar wens.
Ik zal ze niet krijgen, verteld mijn ziel mij keer op keer.
Zoekend naar de waare, de pijn steeds weer.
Ik zie hoe gelukkig ze zijn, ze zweven in de lucht.
Een paartje, mannetje en vrouwtje het wordt bijna een klucht,
De lucht zo blauw als de ogen van de zee.
De zee die ik nooit zal zien, Maar jullie vliegen met de wolken mee.
Jullie gaan en staan waar je maar wilt. Bouwen een nest. lijken zo onverveeld.
Krijstend boven de wolken, ontzichtbaar voor pijn.
Wie neemt mij mee, daar wil ik ook zijn.
Zwarte kraal ogen, dwalen over de zee.
Niet denkend aan de problemen, jullie varen met de golven mee.
Ik wil gewoon vrij zijn, vrijer dan ik.
Ik weet niet wat het is. Het is een gevoel, een leeg gemis.