Op een bankje in het park
zat ik eens te soezen,
en ik zag een bosje madeliefjes.
Tengere bloempjes
met gele hartjes en witte blaadjes.
Zo mooi.
Ik vroeg de mensen dus
of ze zo'n madeliefje voor me konden maken.
En ze gingen hun best doen.
Na een jaar onderzoek en
twee maanden productietijd,
was mijn madeliefje klaar.
Het was een mooi madeliefje,
een prachtig madeliefje,
een tenger bloempje
met een geel hartje en witte blaadjes.
Zo mooi.
Maar ik keek even naar de grassprietjes
en ik keek even naar de bomen
en de bloemen,
en ik voelde, ik wist
dat er iets niet klopte.
Ik bekeek mijn madeliefje nog eens goed
en zag dat het niet ademde, niet leefde.
Het leek wel op een madeliefje,
en het rook ook als een madeliefje,
maar het was geen madeliefje.
Alle grassprietjes, bomen en bloemen,
lachten de mensen toen uit.
Want met al hun technische kennis,
met al hun vaardigheden en
medische wonderen,
konden ze nog niet eens
één simpel madeliefje maken.