Negentig kaarsjes blazen-
Het vergt wat van je adem;
Dat kan niet iedereen!
’t Was bij tijden zwaar
de tijden werden sneller anders
soms knaagt ’t heimwee naar weleer
Velen die mij dierbaar waren
Gingen van mij heen,
Maar ‘k draag ze met mij mee.
Ondanks alle ongemakken
Doe ik er op mijn kousevoeten
elk jaar opnieuw een jaartje bij.
Mijn blik wordt al te wazig
En trager wordt de tred
Maar toch ontgaat mij niets
Wanneer ik stop? Da’s niet geweten.
Maar wis en zeker, ‘k weet het beter:
Het laatste woord dàt heb ik zeker!
rob