Toen ze nog,
Sterren met haar blote handen ving,
En ze nog,
Bij de zon op de koffie ging.
Toen ze nog,
Elke avond naar de maan vloog,
En ze nog,
De kleuren streelde van de regenboog.
Toen ze nog,
Over de horizon kon lopen,
En ze verwonderd toekeek,
Als spinnen over haar handen kropen.
Toen ze zich nog,
Verwonderde over al het leven op aarde,
Had het leven,
Zoveel meer waarde.