Koning in zijn wereld
van sneeuw, steen en bergen.
Heersend, trots over zijn rijk,
van reuzen die veel van 'm vergen.
Angst en respect zijn z'n metgezel,
op z'n tochten over top en door dal.
In 't achterhoofd steeds de zoete dood,
door een misstap of een val.
Ik volg hem in gedahcten,
hou hem stilletjes in het oog.
Zend hem mogelijks al mijn krachten
via een spirituele boog.
In zijn paradijs is hij nu blij
en ook al is hij nu niet hier,
en hij is heel ver weg van mij,
voor mij telt zijn plezier.