Sluimerend besluipen hem beklijvende
beelden van een eeuwigdurende nacht.
Met vaste tred doorklieft een schim de cohesie
van lange slierten nevel, die de glooiende velden
met hun witte mantel gretig omhullen.
Met de duisternis als onbetrouwbare kompaan
ontspruit een repetitief script aan zijn
wankelend vertrouwen.
Opgejaagd door zelfmedelijden, achtervolgd door
doembeelden, galmt een verlossende nocturne
door de kille donkere nacht.
Voorbij is het zelfopgelegde moordende tempo van twee stappen voorwaarts en drie achterwaarts.
Twinkelende vuurvliegjes kondigen het einde aan
van het land der schaduwen.
Komt er dan toch een einde aan deze beproeving?