De dauw keert elke morgen weer
al zie ik hem niet altijd
verdwaald in dromen en in mezelf
maar nu heeft hij zich
rond mijn vingers gelegd
en moet ik hem wel strelen.
Hij laat me proeven van verfrissing
betrekt de zon in zijn spel
mij een lach te toveren
en slaagt daar ook nog in.
De sterkte van zijn zachtheid
doet me beloven hier morgen weer te staan
en ik, te bang de lach te breken,
leg mijn lippen in een verlangend ja.