Ik droomde van een blauwe hemel van satijn,
met een schaduw er achter, wie mag dat wel zijn.
Met starende ogen en niet afwijkend bleef ik kijken,
naar dat gestalte dat op iedereen begon te lijken.
Plots zag ik zonder twijfel een vertrouwelijk gebaar,
ja, het was mijn moeder, ja zeker, het was waar,
Mijn ogen vulde zich vol van tranen,
en probeerde mij een weg naar boven te banen.
Zij stak haar handen zachjes naar mij uit,
en ik hoorde haar zingen stil maar toch luid.
Ik herkende het liedtjs dat ze altijd zong voor mij,
het was terug zoals vroeger ... zij aan zij.
Opeens voelde ik een koele wind op mijn gezicht,
en zag met half dicht geknepen ogen een heel fel licht.
Het was een nieuwe dag die aangebroken was,
en dat ik gedroomd had dat begreep ik later pas.
18 juni 2002