ik keek eens naar m'n lichaam: een bijzondere machine.
waar zouden al die indrukwekkende organen toch voor dienen?
ik keek eens naar mijn armen en tiens, wat zag ik daar?
twee slanke, sterke ledematen: geen gewicht te zwaar.
hierna bekeek ik m'n dierbare hart eens goed:
dat wonderlijke ding pompt onvermoeibaar bloed.
ik keek ook eens in m'n schedel en daar kwam ik m'n hersens tegen
en geloof me, om grijze cellen zit ik zeker niet verlegen.
maar let op, er is een dubbele wand
hoe zit het aan de binnenkant
toen ik in m'n hart keek, diep vanbinnen,
zag ik een goudmijn aan liefde; klaar om te ontginnen.
er loopt iemand rond binnenin mijn gedachten
die verdacht veel op jou lijkt; tweelingen zou je verwachten.
maar toen keek ik in m'n armen en weet je wat ik zag?
een grote lege plek.
ik wou dat jij daar lag...