Aangeslagen ivoor en ingehouden rook,
Op de bar danst een meisje; een spiegelbeeld eveneens.
Letters geconsumeerd door de eeuwling, kaarten gelegd door debutanten.
Blikken uitgewisseld en lippenstift vervaagd,
Op de vloer ligt een man; boven eveneens.
Rimpels vormen grimassen en zout muteert in een traan.
De zwarte staven wijzen sluitingstijd aan,
Op de bar ligt een man, een meisje vloert haar verwant.
Hij weet van geen ophouden, de dag is het niet met hem eens.