Het kleine meisje loopt in het schemerlicht.
Met haar voetjes in het warme, zachte zand.
zoekend naar iets in die prachtige golven, die ijskoude zee.
Ze zoekt iets wat er niet is, alleen verdwaalt op het strand.
Tranen rollen over haar wang.
Ze is helemaal alleen en doodsbang.
Maar toch heeft ze een gevoel van binnen.
Dat gevoel brengt haar tot haar zinnen.
Plots komt ze trecht in het niets.
Ze kijkt naar boven, naar de hemel zo zwart als de nacht.
Dan ziet ze een kleine ster tevoorschijnkomen.
Zo alleen, zo doodsbang, maar prachtig lichtgevend. Ergens is er een plekje in dat meisje, dat lacht.
Is ze aan het dromen?
Zoekend in de zwarte nacht, zoekt ze naar iets wat er nooit was.
Dan voelt ze een kleine kracht, een ochtendstraaltje en jammert wat in haar eigen taaltje die niemand verstaat.
Mensen te bekennen, maar niemand die haar ziet.
Ze begint verwarrend te rennen, ze begrijpt het niet.
Ze rent oneindig lang door, maar heeft niets bereikt.
Na tijden lang, begrijpt ze ineens dat ze leeft in een droom. Dromen is niets meer dan fantaseren, maar waarom is het toch zo' n probleem om terug te keren?
Het meisje schrikt wakker, nat van het zweet.
Nu weet ze waarom zo droomde, met ook zoveel leed.
Het is haar eindeloze leven, een leven als nachtmerrie,
wie had haar dat kunnen geven!
Ze zocht naar haar hart, haar gevoelens, zo apart.
Zo angstig, maar toch zo vredig.
Haar emoties zo verward, verdronken in de tranenzee, maar toch zo opgelicht als het sterretje, hoe verdwaalt ze ook is.
Zo is het leven en velen verdwaalt.
Ieders verdriet, ieder die baalt.
Het kleine meisje, onschuldig als wat is binnen een seconde gepijnigt en vlucht.
Verdwaalt en alleen, nooit meer haar weg gevonden, verdrietig en doodsbang is ze vastgebonden in de nachtmerrie: het realistische leven.
zo heb ik mijzelf en mijn leven omschreven.