Ode aan haar
Het moment waarop ik nog maar eens diezelfde straat uitwandelde bleek anders te zijn, anders dan normaal, té anders om echt normaal te zijn. Alles werd wit in m’n zwarte, pessimistische wereld en dat moment blijft me nog steeds bij. Ik wandelde rustig terug en merkte dat ik op een moment getroffen werd door een gevoel dat me zo plots overviel. ‘k Keek om me heen maar m’n blik stuitte enkel op een grijze sombere wereld.
Later die dag lag diezelfde straat weer op m’n pad en datzelfde moment gaf me een sidderend gevoel, natte handen gleden door m’n reeds woelige haar en rondom me bleek niets dan zwartgrijze massa m’n ogen te vullen. Tot op het moment dat ik merkte wat het onrustig gevoel teweeg had gebracht, het bleek een verschijning te zijn die m’n aandacht trok. Een heldere witte vloed van zuiverheid lichtte op uit die zwarte, regenachtige omgeving die m’n dagen reeds gevuld had. Ik naderde het licht en botste tegen iets hards, dat me een zacht gevoel gaf, rustgevend maar toch eigenaardig.
Ik deed een paar stappen achteruit en merkte de gigantische massa die m’n aandacht meerdere keren getrokken had op, lange strepen (die takken bleken te zijn) leken als haren rustig bewegend in de wind m’n handen te bereiken. Een groots lichaam trok me aan en ik knuffelde het tot m’n lichaam strak tegen het hare bleef staan, onbeweeglijk werd ik tot vlak tegen haar getrokken waardoor m’n geest heerlijke harmonie in die nogal sombere wereld vond.Ik durfde het eerst niet toegeven maar telkens ik erheen ging, werd ik rustig en zelfzeker, ze was diegene waarop ik gewacht had.
Lange dagen bleef ik bij jou zitten, onopgemerkt door stille voorbijgangers bleef ik dicht tegen je aanzitten en telkens weer voelde ik me aangetrokken door die geniale massa waar genegenheid af stroomde. Ik wou bij je blijven maar merkte de onmogelijke relatie tussen ons, je liefde trof me telkens weer en ik weende (alweer) omdat ik je missen zou. Ja, ik probeerde meer en meer bij jou te leven maar de relatie bleek te onmogelijk te zijn waardoor de terugtocht naar m’n zielige kamertje waar m’n hele leven zich altijd al had afgespeeld als een nederlaag door m’n onmachtige geestje werd ervaren. De terugtocht bleek echter te lang te duren, ik wou weer bij jou zijn en ik kwam terug, dicht bij je aanleunen. Knuffelend zag ik onze toekomst wazig worden en een traan viel wankelend, zwevend door m’n rillende beweging, langs je heup heen. De toekomst bleef zwart voor m’n ogen en telkens ik eraan terugdacht, kon ik me niet bedwingen je te bezoeken, te strelen en tenslotte als één brok onzelfzekerheid naar huis terug te keren.
Ik besloot er een eind aan te maken, leven zonder jou zou als een levende hel zijn dus ik besloot bij jou te blijven.
Brandend bleven we beiden verder sudderen, liefdesvlammen laaiden op en schreeuwende toeschouwers probeerden me nog te ‘redden’ maar sterven zou ik in jou armen…