X. De Runderen van Geryon
jaren knipperen mijn ogen
verblind door wat zij zagen
van maanduisterlijke nacht
bibberbenig zou ik lopen als
dat kon op kousevoeten
wimpers spannen naar de zon
van lieve spinnende ogen,
wantrouwig wankel balanceren
helder licht niet zien maar voelen
dat het ooit weer beter gaat
is een open droom die ik vastklem
als aan breekbaar stralend haar
tegenstroom tranenbuien trotserend
hou kwetsend stof weg uit die blik
sluit vannacht geen vuurtorenogen
(ik zie niet anders waar mijn toekomst ligt)